Namens één van onze opdrachtgevers, hebben wij een veelvoud van conservatoire derdenbeslagen gelegd ten laste van verschillende bedrijven uit hetzelfde concern. De advocaat van deze bedrijven waaronder (derden) beslag is gelegd wilde geen verklaring doen (in de conservatoire fase). Wat kennelijk bij lang niet iedereen bekend is dat art. 720 Rv art. 476a wel overeenkomstig van toepassing is verklaard! Kortom: de beslaglegger (in de conservatoire fase) heeft dus wel degelijk de mogelijkheid te weten of het beslag doel heeft getroffen, voordat hij, wellicht jaren later, een executoriale titel heeft verkregen. Het belang bij het tijdig en volledig afleggen van een verklaring in de conservatoire is evident…

In een heel recente uitspraak[1] nam een advocaat geen genoegen met de mededeling van de advocaat van de derden dat zij geen verklaring wilden doen.

De omstandigheid dat in artikel 720 Rv artikel 477a Rv niet van overeenkomstige toepassing is verklaard op de conservatoire beslagfase staat er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat het niet (of onjuist) doen van een verklaring door de derde beslagene in de conservatoire fase jegens de beslaglegger wel degelijk onrechtmatig kan zijn. De op artikel 477a Rv gebaseerde vordering is (uiteindelijk) gericht op uitwinning van de toegewezen vordering bij de derde-beslagene als ware hij zelf de schuldenaar. De onderhavige vordering ziet enkel op het verstrekken van informatie aan de beslaglegger.

Door beslaglegging in de conservatoire fase ontstaat, zoals gezegd, tussen de beslaglegger en de derde-beslagene een verbintenis uit de wet. Op grond hiervan rust op de derde-beslagene de rechtsplicht om een verklaring af te leggen binnen de termijn en op de wijze zoals nader omschreven in de artikelen 476a en 476b Rv. Het belang van de beslaglegger bij het tijdig en volledig afleggen van een dergelijke verklaring in de conservatoire fase is evident. Het stelt hem in staat te beoordelen of de derde-beslagene te zijner tijd (voldoende) verhaal biedt voor de tegen de schuldenaar ingestelde vordering. Indien dat niet het geval blijkt te zijn dan kan de beslaglegger bijvoorbeeld overwegen om de vordering niet langer te handhaven of andere (derden)beslagen te leggen. Kortom: het van overeenkomstige toepassing verklaren van de executoriale beslagartikelen 476a en 476b Rv in de conservatoire fase is zinledig indien daarvan geen nakoming kan worden gevorderd

De wet er bij halen, nee dus en er is toch wel precedent.

Rechtbank Amsterdam 23 juni 2010 LJN BM8975: Vordering van beslaglegger tegen derde-beslagene tot het afleggen van een aanvullende of aangepaste verklaring in de conservatoire fase afgewezen maar op inhoudelijke gronden. De rechtbank las een betwisting in de actie.

– Rechtbank Zwolle 14 augustus 2012 LJN BX4582

Afleggen van een verklaring derde-beslag in de conservatoire fase.

Overigens een heel foute uitspraak omdat hier geweigerd werd puur op ontbreken van een wetsbepaling die er wel is.

En heel bijzonder

Rechtbank Amsterdam 4 november 2003 NJF 2004/254

Bank verstrekt tegenstrijdige informatie over de omvang van gelegde derdenbeslagen. Art. 477a Rv (verklaringsprocedure) staat niet in de weg aan een bevel tot een voorlopig getuigenverhoor. Geen misbruik van recht en ook geen gebrek aan belang aan de zijde van verzoekster.

De zaak die rechtbank Limburg te beslissen kreeg was waarschijnlijk heel anders gelopen als de derde wel had verklaard maar dan heel summier.

Voor de volledigheid: vorder ook een dwangsom want het is een doen..

 http://www.debloggendedeurwaarder.nl/wp-admin/media-upload.php?post_id=938&type=image&TB_iframe=1

[1] Rechtbank Limburg 21 juni 2017 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2017:5692