Op 31 mei 2001 trad de eerste betekeningsverordening (1348/2000) in werking. Daarmee bracht de EU voor het eerst een verordening op het pad van de gerechtsdeurwaarders en dan ook meteen een verordening die de nodige onzekerheid bracht en tot de nodige schadeclaims heeft geleid.
De betekeningsverordening uit 2000 was feitelijk jatwerk: veel van het systeem is overgenomen van het betekeningsverdrag uit 1965 dat door de Haagse Conferentie tot stand was gebracht. Justitie was er niet klaar voor: voor het eerst in de historie kregen de deurwaarders een circulaire op zich af die de werking moest reguleren.
Dat kon en mocht natuurlijk niet want de verordening moest netjes in Nederlandse regelgeving worden geïmplementeerd en dan vooral het artikel 9 van de toenmalige regeling dat voor het eerst het systeem van de reële betekening introduceerde, dit in afwijking van de fictieve betekening zoals die tot dat moment gold. De toenmalige KvG en later de KBvG hebben grote invloed gehad op het wetgevingsproces alhoewel een lid van de KBvG een solo actie uitvoerde en een aantal amendementen liet indienen. Ze werden verworpen maar hebben later wel tot belangrijke overwegingen in arresten van de HR geleid.
Het systeem van de reële betekening (er is pas betekend als het in het ontvangende land is uitgereikt) eiste alle aandacht op, het taalvereiste kreeg weinig aandacht terwijl dat punt juist tot het eerste arrest van het EHvJ zou gaan leiden, het zgn. Leffler arrest van 8 november 2005 waarin het EHvJ aangaf hoe omgegaan moest worden met een weigering van stukken op grond van schending van het taalvereiste. Mede naar aanleiding van dat arrest is het huidige art. 8 van de betekeningsverordening uit 2007 tot stand gekomen met daarin opgenomen een formulier (in NL het weigeringsformulier genoemd) dat de ontvanger de mogelijkheid geeft aan te geven in welke taal het stuk gesteld moet worden. Dat laatste is geen tombola: de landstaal (in Nederland dus Nederlands) mag nooit worden geweigerd. Dat gegeven heeft geleid tot de (begrijpelijke) benadering in deurwaardersland om het formulier niet te betekenen als een Nederlandse vertaling is bijgevoegd. Een formulier zou iemand enkel om gedachten brengen en tot een handelen leiden dat de ontvangers niet verder helpt: een onterechte weigering is immers krachteloos.
Die benadering heeft nu zijn Waterloo gevonden in een net gepubliceerd arrest van het EHvJ van 16 september 2015. Het Hof besliste (ik citeer de overwegingen 39-42):
– In de hoofdgedingen blijkt evenwel uit het aan het Hof overgelegde dossier dat de ontvangende instantie van mening was dat de beschikking waarbij machtiging werd verleend om het stuk in het buitenland te betekenen, niet hoefde te worden vertaald, en dat zij daaruit heeft afgeleid dat zij het in bijlage II bij verordening nr. 1393/2007 opgenomen modelformulier niet bij dat stuk hoefde te voegen.
– Die verordening kent de ontvangende instantie evenwel geen enkele bevoegdheid toe om te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 1, ervan waaronder degene voor wie een stuk is bestemd, kan weigeren dat stuk in ontvangst te nemen.
– Het staat integendeel uitsluitend aan de nationale rechter bij wie de zaak in de lidstaat van herkomst aanhangig is gemaakt, om over kwesties van die aard uitspraak te doen zodra de verzoeker en de verweerder daarover van mening verschillen.
– Na instelling van de betekenings- of kennisgevingsprocedure, waarbij wordt vastgesteld wat daartoe het relevante stuk is of de relevante stukken zijn, zal die rechter pas uitspraak doen nadat degene voor wie een stuk is bestemd, daadwerkelijk heeft geweigerd dat stuk in ontvangst te nemen omdat het niet is gesteld in een taal die hij begrijpt of geacht wordt te begrijpen. Dan dient die rechter op vraag van de verzoeker na te gaan of die weigering al dan niet gerechtvaardigd was (zie naar analogie arrest Weiss und Partner, C 14/07, EU:C:2008:264, punt 85). Daartoe moet hij naar behoren rekening houden met alle elementen van het dossier om vast te stellen welke talenkennis degene voor wie het stuk is bestemd, bezit (zie arrest Weiss und Partner, C 14/07, EU:C:2008:264, punt 80), en voorts om te beslissen of dat stuk, gelet op de aard ervan, moet worden vertaald.
Dat deze overwegingen en de daarop volgende beantwoording van de pre-judiciële vraag (altijd het weigeringsformulier betekenen) voor een ontvanger verwarrend zullen zijn leidt geen twijfel. Het is een regeling die voor specialisten moeilijk te behappen is, laat staan een niet juridisch geschoolde ontvanger. De kans is groot dat er weigeringen gaan komen die door rechters terzijde worden gelegd als zijnde strijdig met de verordening en dat zal dan mogelijk gaan leiden tot een verstek dat anders niet zou zijn verleend. Omdat niet alleen stukken die een geding inleiden worden betekend (denk aan een simpel betekening of bevel) zal de vraag of de weigering gerechtvaardigd was ook regelmatig op het bordje van een executant of zelfs executierechter terecht komen.
De EC is aan zet met reparatie regelgeving!