In 2003 is bij de kamer een wetsontwerp ingediend tot hervorming van het huwelijksgoederenrecht. Kernpunt van dat ontwerp was de afschaffing van de zogenaamde boedelmenging: bij het sluiten van een huwelijk of geregistreerd partnerschap worden alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk. In de praktijk betekent dit dat iemand die geen huwelijkse voorwaarden maakt, geconfronteerd kan worden met schulden van de partner, al dan niet verzwegen.
Ook wilde de (toenmalige) regering een regeling treffen voor erfenissen en schenkingen die zonder meer in een gemeenschap vallen. In de praktijk lost men dit op via een goed testament, maar in de praktijk levert het nog te vaak problemen op, vooral bij echtscheidingen. Het wetsontwerp is onder druk van de kamer in 2008 zodanig aangepast dat er bijna niets van overbleef en de twee hiervoor besproken onderwerpen feitelijk ongewijzigd bleven.
Vorig jaar besloten 3 Kamerleden van PvdA, VVD en D66 een nieuwe poging tot aanpassing van de wet te doen en met een initiatiefwet (kamerstuk 33987) te komen. Voor schuldeisers heeft deze wet grote gevolgen als men schulden van voor het huwelijk wil verhalen, men zal daarvoor veel meer moeite moeten doen want het is nu mogelijk om alle gemeenschappelijke zaken te verkopen, ongeacht wie ze heeft ingebracht. Dat blijft wel mogelijk, maar men moet de helft van de opbrengst aan de partner teruggeven. Dit zal in de praktijk tot veel kostbaarder en langdurige beslagleggingen gaan leiden. Vanuit de beroepsorganisatie van deurwaarders (KBvG) is erop gewezen dat het gemiddelde echtpaar hier alleen maar meer last van gaat krijgen, die bezwaren zijn tot nu toe echter weggewuifd.