In mijn eerdere blog van 23 mei 2016 ben ik ingegaan op de strekking van de verordening. Ik wil me nu wagen aan de uitvoeringspraktijk en suggesties voor het proces-verbaal en de betekening(en) (eventueel meervoud) die daarop gaan volgen.

Voor het proces-verbaal zijn een groot aantal artikelen relevant: art. 2 uitvoeringswet verklaart in het vervolg van artikel 23 van de Verordening het Nederlandse beslagrecht van toepassing. Artikel 25 Vo ziet op de verklaring en artikel 28 op de betekening van de verklaring. De artikelen 48 en 49 zijn relevant voor taalvoorschriften, een terugkerende bron van hoofdpijn bij EU acties, excusez le mot.

Het verbaal loopt via het (gebruikelijke) stramien:

  1. datum;
  2. heb ik relaas;
  3. Gegevens verzoeker met domiciliekeuze in ieder geval bij gerechtsdeurwaarder;
  4. het uit krachte van moet de gegevens van het bevel bevatten. Het bevel wordt door de rechter in kwestie in 2 delen afgegeven, deel A en B. Zoals artikel 19 dat het verlof beschrijft stelt in lid 1 is deel A voor de bank en A en B voor de schuldenaar. Lid 4 van het artikel schrijft zelfs voor dat per bank een deel A moet worden afgegeven. Dit is dus wel afwijkend van ons recht waarin altijd verzoekschrift en beschikking moeten worden betekend aan zowel derde als schuldenaar;
  5. de te laten stukken zijn dus kopie van het verbaal, het deel A (in een vreemde taal en de verklaring zoals die in de standaardformulieren is opgenomen, we laten dus niet het 475 formulier met toelichting en bijlage.

De verordening kent immers een afwijkend verklaringsformulier, de wetgever heeft 475 lid 2 Rv niet aangepast maar we mogen er wel van uitgaan dat het formulier van de Vo moet worden gebruikt, want anders… ;

Het laten van een formulier staat in de Nederlandse praktijk steeds meer ter discussie. Als de wetgever daar op inspeelt door het laten facultatief te maken voor die gevallen dat de derde heeft aangegeven dat geen formulier nodig is zal dit een forse milieubelasting schelen maar dat terzijde;

  1. er wordt geen beslag gelegd op alle geldswaarden enz. maar op de tegoeden op de rekening(en) waarvoor verlof is verleend. Wees er attent op dat de rechter zal aangeven wat de reikwijdte van het verlof is voor wat betreft het aantal rekeningen;
  2. het bedrag dat getroffen wordt is wel in artikel 24 lid 5 Vo beperkt maar dat is voor de praktijk van het verbaal niet van belang want ook nu moeten we immers in het verbaal het begrote bedrag opnemen.

Let wel: de rechter moet een bedrag vaststellen dat maximaal mag worden getroffen. Die bovengrens is voor het Nederlandse systeem ongewenst en benadeelt zowel de EAPO beslaglegger als een eventuele cumulant omdat het surplus moet worden vrijgegeven. Herhaald beslag zal soms gewenst zijn maar ik kan nergens ruimte vinden voor de mogelijkheid een repeterend beslag te leggen, misschien dat een buitenlandse rechter het wel een keer toestaat.

de termijn instellen hoofdeis. In mijn vorige blog heb ik artikel 10 van de Vo belicht. Mijn suggestie is om 2 vermeldingen te doen: a) dat – vooropgesteld dat nog geen hoofdeis is ingesteld – dat dat niet is gebeurd b) wat de laatste dag is overeenkomstig artikel 10 lid 1.

Ik citeer:

“”De termijn voor het instellen van de hoofdeis vloeit uit de verordening voort, simpelweg naar de verordening verwijzen acht ik niet mogelijk. Artikel 10 geeft een dubbele termijn aan:

Indien de schuldeiser een verzoek om een bevel tot conservatoir beslag heeft ingediend voordat hij een procedure betreffende het bodemgeschil heeft ingesteld, stelt hij deze procedure in en levert hij het gerecht waar het verzoek om het bevel is ingediend daarvan het bewijs, uiterlijk dertig dagen na de datum waarop hij het verzoek heeft ingediend of, indien dit later is, binnen veertien dagen na de datum waarop het bevel is uitgevaardigd.

 Let wel: levert het bewijs dus in de praktijk zal de termijn voor de eiser nog korter zijn. Het instellen is op zich al een uitdaging als we art. 10 lid 3 bezien:

  1. Voor de toepassing van lid 1 wordt de procedure betreffende het bodemgeschil geacht te zijn ingesteld:

(..) of

  1. b) indien het stuk betekend of ter kennis gebracht moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de instantie die belast is met de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de schuldeiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.

De onder b) van de eerste alinea bedoelde instantie die belast is met de betekening of de kennisgeving is de eerste instantie die de te betekenen of ter kennis te brengen stukken ontvangt.

De eiser moet dus aantonen dat de ontvangende instantie heeft ontvangen, niet dat de termijn reddende bepaling van art. 56 lid 4 is toegepast door verzending. Als een deurwaarder ooit een dergelijk stuk moet betekenen is grote oplettendheid vereist””

  1. zoals gebruikelijk een bevel het beslagene onder zich te houden maar ik vraag me in gemoede af of er wel een beroep moet worden gedaan op onwaarde van afgifte. Het schaadt ook niet dus ik zal het zo laten.

Een punt is nog niet besproken: de werking van de betekeningsverordening. Die werkt gelukkig niet bij het beslag ingevolge artikel 48 lid 1 zodat we dus niet met artikel 8 opgescheept kunnen worden. Een weigeringsformulier: je moet er niet aan denken.

De betekening

De af te leggen verklaring en betekening zoals die wordt geregeld verdienen ook veel aandacht. In de artikelen 25 en 28 van de verordening is geregeld dat de bank 3 werkdagen (en soms tot 8 dagen) na uitvoering van het beslag moet verklaren.

Art. 25 lid 1

Vóór het einde van de derde werkdag na de uitvoering van het bevel tot conservatoir beslag verklaart de bank of de andere in de lidstaat van tenuitvoerlegging met de uitvoering belaste entiteit, met behulp van het formulier dat door middel van volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen is vastgesteld, of en in hoeverre beslag is gelegd op tegoeden op de rekeningen van de schuldenaar en, zo ja, op welke datum het bevel werd uitgevoerd. Indien de bank of de andere in de lidstaat van tenuitvoerlegging met de uitvoering belaste entiteit, in uitzonderlijke gevallen, de verklaring niet binnen drie werkdagen kan afgeven, geeft zij de verklaring zo spoedig mogelijk af, zij het uiterlijk op de achtste werkdag na de uitvoering van het bevel.

Art 28 1. Van het bevel tot conservatoir beslag, de andere in lid 5 van dit artikel bedoelde stukken, en de in artikel 25 bedoelde verklaring geschiedt overeenkomstig het onderhavige artikel betekening of kennisgeving aan de schuldenaar.

  1. Indien de schuldeiser in de lidstaat van herkomst woont, geschiedt de betekening of kennisgeving volgens het recht van die lidstaat. De betekening of kennisgeving geschiedt, afhankelijk van de voorschriften in de lidstaat van herkomst, op initiatief van het uitvaardigende gerecht of de schuldeiser, uiterlijk op de derde werkdag (vet MV) volgend op de dag van ontvangst van de in artikel 25 bedoelde verklaring waaruit de beslaglegging blijkt.

(..)

De termijn van verklaren is heel kort als we kijken naar 476A Rv maar de NVB heeft aangegeven dat de termijn haalbaar is. We kunnen enkel hopen dat bankmedewerkers op deze hele bijzondere beslagvorm alert zijn.

De uitvoeringswet stipuleert[1] dat de verklaring naar de eiser moet, laten we hopen dat men dat hier niet doet of in ieder geval ook een exemplaar naar de deurwaarder stuurt voor de betekening. De termijn van de betekening ligt overigens niet vast. In artikel 28 is de termijn gesteld op 3 werkdagen na ontvangst van de verklaring, dus niet na beslag. In afwijking van ons systeem wordt de verklaring niet aan de schuldenaar gezonden maar betekend.

Dit alles levert wel de gekke situatie op dat de Vo bepaalt dat de verklaring moet worden betekend, niet het proces-verbaal. Gezien het hybride karakter van de regeling (Nederlands Rv is immers ook van toepassing) zijn er dus 2 verplichtingen tot betekening. In de praktijk zal er dus soms 2 keer betekend worden omdat voor de betekening van het proces-verbaal immers de termijn van 475i Rv staat. Die termijn is weer in kalenderdagen

De betekening op grond van art. 28 verdient grote voorzichtigheid in de uitvoering als we de art. 48 en 49 van de Vo bezien.

Er moet immers betekend worden:

  1. het proces-verbaal (475i)
  2. het verzoekschrift en het bevel (delen A en B)
  3. de onderliggende stukken waarbij voor die stukken in art. 49 een vrijstelling van vertaling is opgenomen.

Te late betekening kan tot opheffing van het beslag leiden op grond van art. 33 lid 1 onder b, dit is dus wel een incentive om achter de bank aan te gaan!

Wordt vervolgd.

 

[1] Art. 8 lid 2 Uitvoeringswet